Bram Wassenaar is nog steeds actief als trainer. Hij begeleidde in de afgelopen decennia tal van nati- onale toppers waaronder: Marco Gielen, Andrea Deelstra en tot voor kort ook Khalid Choukoud en Marije te Raa. Wassenaar wist met Han Kulker en Kamiel Maase zelfs medailles te winnen op inter- nationale toernooien. Dat Wassenaar zelf ook een sterk atleet is geweest, is niet bij iedereen bekend. Hij was de eerste Nederlander die onder de 3:40 dook op de 1500m.
Wassenaar woonde met zijn ouders in Harderwijk waar hij voetbalde bij Voetbalvereniging VVOG (Voetbalvereniging Voor Ons Genoegen). ‘Op een gegeven moment was er een cross in Harderwijk, die openstond voor scholieren. Deze cross wordt nog steeds gehouden. Ik zat toen op de middelbare school en besloot mee te doen. Ik werd derde of vierde en werd gegrepen door het hardlopen. Na dat seizoen ben ik gestopt met voetbal en de padvinderij.’ Wassenaar werd lid van Atletiekvereniging AVVOG.
Bram Wassenaar’s vader was dominee. ‘Hoe- wel hij confessioneel was mocht ik toch niet op zondag lopen. Mijn vader was van de conventionele kant.’ Wassenaar kreeg een uitnodiging om deel te nemen aan de 1500 steeple tijdens een jeugdinterland voor 17/18-jarigen, op zondag. ‘Nota bene precies op de dag dat mijn vader afscheid nam van de gemeente Harderwijk. Ik mocht van mijn vader meedoen maar hij zei wel: ‘Als je maar zorgt dat je om vijf uur in de kerk bent.’ De interland was in Breda. De vereniging heeft een auto gehuurd. Ik heb die wedstrijd ge- lopen en ben daarna meteen in de auto gestapt om terug te gaan. Tijd om uit te lopen was er niet maar ik was wel op tijd in de kerk.’
Bram Wassenaar trainde bij Ed Soomer. Deze man was lange tijd kolonel in het leger geweest en in tegenstelling tot wat men van hem verwachtte waren zijn trainingen juist erg speels. ‘Een jaar of drie geleden is hij overleden. Hij was geduldig en hield niet van de harde aanpak. Als junior was het altijd een beetje dollen. We hadden in de buurt een grote kuil, die gingen we dan op en af, op en af. De groep waarin we trainden bestond uit een man of zes, met onder andere: Bart Wortman, Koos Dansen en Jacob Haklander. Jacob was al wat ouder en fungeerde als onze mentor.’
Niet veel later besloot de familie Wassenaar te verhuizen naar Hilversum. Daar kwam hij terecht in het laatste jaar van het gymnasium. Op loopgebied zocht Wassenaar dat jaar zijn eigen weg. Hij had geen trainer maar trainde regelmatig mee bij GAC Hilversum. Na de middelbare school ging hij naar de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam en ging trainen bij Jo Moerman van AV’23. ‘Hij heeft mij gevraagd om naar AV’23 te komen.’ Wassenaar stopte al snel met de opleiding aan de academie vanwege een zwakke knie, waardoor hij niet alle sporten kon meedoen. ‘Daarna heb ik gedurende één zomer een vakantiebaan in Friesland gehad in een waterherberg. Dat vond ik ontzettend leuk en ben vervolgens de Hogere Hotelschool gaan doen.’
Wassenaar zat inmiddels intern in Den Haag en reisde één keer per week naar Amsterdam om te trainen. De andere trainingen werkte hij zelfstandig af. ‘Ik was in die tijd nog niet zo serieus.’ Hij was 21 jaar en won bij het NK senioren in Harderwijk de korte cross. Wassenaar maakte de Hogere Hotelschool af en werkte vervolgens één jaar in Den Haag en daarna twee jaar als directieassistent bij Hotel Polen in Amsterdam. Dat hotel, onderdeel van Krasnapolsky, zou in 1977 volledig afbranden. Daarbij kwamen 33 mensen om het leven.
In 1969 opende het Nationale Sportcentrum in Papendal zijn deuren en Wassenaar besloot te solliciteren op twee functies, die van chef kok en een administratieve functie. Hij werd aangenomen als facilitymanager en vervulde die functie tot 1974. Cees Koppelaar had in de tussentijd Jo Moerman bij AV’23 opgevolgd als trainer. ‘Cees had een opleiding tot trainer gevolgd en trainde volgens de Duitse school. Hij introduceerde de vlotte duurloopjes, nu bekend als duurloopjes in de hartslag zones 3 en 4. Ik heb al mijn schema’s nog, ook die van Cees. Dat was gewoon één keer per dag trainen. Ik heb eigenlijk nooit twee keer per dag getraind. Ja, toen Cees al lang niet meer mijn trainer was. Toen liep ik ‘s ochtends een uur en ‘s middags anderhalf uur, dat soort fratsen. En dan dacht ik dat ik daar een goede 1500m van zou kunnen lopen.’
In 1970 verbeterde Bram Wassenaar twee Nederlandse records. Tijdens de opening van Papendal liep hij 1:48.0 op de 800m. ‘Ilja Keizer zou daar proberen het Nederlands record op 1500m van Mia Gommers te verbeteren. Dat lukte niet, maar ik liep toen wel een Nederlands record.’ In Milaan kwam Bram tot een tijd van 3:41.9 op de 1500m. Een jaar later zou hij in het Deense Aarhus het record met maar liefst tweeëneenhalve seconde verbeteren en voor het eerst onder de 3:40 duiken. Het is de mooiste wedstrijd uit zijn carrière, zo stelt hij precies veertig jaar later vast. ‘In die wedstrijd liepen: de Keniaan Kip Keino, de Duits kampioen Paul Heinz Wellman en de Deens kampioen Tom B. Hansen. Na 400m ging Kip Keino er vandoor na een rondje van 57 of 58 seconden en ik was de enige die reageerde. Ik heb vanaf de 400m tot 1500m alleen gelopen. Het gat werd in de laatste ronde kleiner maar het was te groot om nog dicht te lopen. Uiteindelijk liep Kip Keino 3:36.9 en ik liep 3:39.1, een flink nationaal record.’ Dat jaar raakte hij echter wel zijn record op de 800m kwijt. ‘Ik kwam in dat jaar nog tot 1:47.5 maar in diezelfde race liep Sjef Hensgens 1:46.8.’
Het Europees kampioenschap dat in Finland gehouden werd liep uit op een deceptie. Hij overleefde de series niet. ‘Ik stond toen zesde op de Europese ranglijst met mijn tijd.’ Bij het ingaan van de laatste bocht viel Wassenaar tot zijn eigen verbazing opeens helemaal stil. ‘Maar goed, ik heb daar niet te lang bij stilgestaan. Het jaar daarna stonden de Olympische Spelen van München voor de deur.
Olympische Spelen
Wassenaar wist zich te kwalificeren maar ook dit toernooi liep anders. ‘De limiet was 3:39.5. Haico Scharn en ik liepen allebei 3:39,6 tijdens een ingelaste wedstrijd op Papendal en mochten van de keuzeheren alsnog naar de Spelen.’ Wassenaar besloot zich zo lang mogelijk voor te bereiden op Papendal en reisde pas twee dagen voor de wedstrijd af naar München. Dat was 5 september 1972, de dag die de geschiedenisboeken in zou gaan als de dag dat een groep Palestijnse terroristen twee Israëlische atleten doodden en negen andere leden van de Israëlische ploeg gijzelden. Later op de dag werden zij ook om het leven gebracht. Een aantal Nederlandse sporters besloot niet meer in actie te komen. Jos Her- mens deed dat uit ideële overwegingen. Voor Bram Wassenaar was het een tragedie die hem persoonlijk raakte. ‘Nadat het IOC had besloten om, onder het motto ‘The Games must go on,’ door te gaan, liet de ploegleiding ons de keuze om te blijven of te vertrekken. Twee Israëlische jongens waren een tijdje naar Nederland gekomen om op Papendal te trainen. Ze verbleven bij mij thuis in Oosterbeek. Die jongens zijn zelf niet omgekomen bij de aanslag maar ik toonde mij solidair. Ik heb nooit spijt ge- had die beslissing.’
De gebeurtenis heeft grote invloed op Wassenaar gehad. Zijn kijk op de sport is daardoor veranderd. ‘Het zou niet mogen maar het is een illusie om te veronderstellen dat je sport en politiek kunt scheiden. Het verleden heeft het uitgewezen: Mexico met de black power op het podium en de boycot van de Amerikanen in Moskou vanwege de inval in Tsjecho-Slowakije. Het zou niet mogen gebeuren,’ zo herhaalt Wassenaar. ‘Maar het gebeurt.’ Het speelt zich allemaal af in de beste jaren van Wassenaar. Na de Spelen van 1972 bleef hij zich richten op de 1500m maar is daar, zo meent hij nu, te lang op blijven hangen. Als hem gevraagd wordt of hij harder had kunnen lopen met de kennis en de faciliteiten van vandaag dan antwoordt hij bevestigend. ‘Ja, ik denk het wel. Wij liepen bijvoorbeeld nooit met een hartslagmeter. Het ging bij ons puur op gevoel. Trainen in hart- slag zone 2 en 3 kenden we niet echt. Het was zone 1 óf zone 4 maar ik denk dat die zones 2 en 3 ook heel belangrijker zijn. En ook qua lifestyle was er wel wat te verbeteren. Ik had een vriendin Oosterbeek die een kroeg had,’ zegt Wassenaar met een grote glimlach en pretogen. ‘Het werd wel eens te laat. Dan dronk ik een biertje en rookte ik wel eens een sigaartje. Cees heeft altijd gezegd: ‘Je kan 3:36 lopen.’ Ik denk ook wel dat ik dat gekund had. Maar ondanks dat ben ik ontzettend tevreden over mijn carrière.’
Hij maakt enkele jaren later nog wel de overstap naar de langere afstand en komt nog tot een tijd van 7:54 op de 3000m en 13:48 op de 5000m. ‘Beide wedstrijden liep ik met de Belg Paul Thijs. We hadden goede afspraken gemaakt. We hadden geen haas. Een haas gaat vaak te langzaam of te hard. Daardoor kun je beter onderlinge afspraken maken.’
Marathon
In 1976 werd Bram Wassenaar aangenomen als adviseur institutionele catering (de voedings- verzorging in ziekenhuizen, verzorgingshuizen, gevangenissen en dergelijke) bij het Voedingscentrum in Den Haag ‘We zijn toen verhuisd naar Voorschoten en ik had ineens een fulltime baan en kon veel minder trainen.’ Uiteindelijk waagde hij zich in die periode aan de marathon. In mijn eerste marathon werd ik aangetrokken door Cor Vriend. Ik liep 2:21.51. Dat was in Utrecht. Cor won die wedstrijd. We liepen tot het eind toe sa- men, totdat hij er in de laatste kilometer vandoor ging Zo hadden we het van tevoren afgesproken. Het was een wederdienst want ik had Cor een jaar daarvoor gehaast naar zijn Nederlands record op de 25km op de baan.’ Bram valt even stil. Plots zegt hij vol overtuiging: ‘Toen had ik door moeten lopen, dan had ik gewonnen. Ik voelde me zo sterk maar dat was de afspraak niet.’
Een jaar later liep hij opnieuw de marathon. Wederom in Utrecht. Een ander parcours maar het resultaat was precies hetzelfde. Opnieuw kwam hij in een tijd van 2:21.51 over de finishlijn. Het werd een tijd die hij in zijn daaropvolgende marathons niet meer wist te verbeteren. Tijdens de marathons herhaalde zich telkens hetzelfde ritueel. ‘Tot 25 kilometer had ik weinig last maar dan begon het. Bij 30 kilometer lag ik meestal nog op een schema van 2:16 maar niet veel later moest ik wandelen, dan weer lopen, dan weer wandelen.’ Wassenaar liep in totaal zes marathon, twee keer Utrecht, twee keer Rotterdam, de Westlandmarathon en de Europa Cup Landenteams in het Franse Agen.
Wassenaar was actief tot 1985. In de laatste jaren van zijn carrière combineerde hij het hardlopen al met het trainersvak. In 1980 werd hij jeugdtrainer bij de Bataven in Leiden. Hij volgde bij de Atletiekunie alle denkbare opleidingen. In 1983 werd Wassenaar benoemd tot bondscoach. ‘Toen liep ik de selectiejongens er op de crossen nog uit.’ In de beginperiode kreeg hij ook meteen een van zijn beste atleten onder zijn hoede. Met Han Kulker, die zich in 1981 bij hem aansloot, beleefde hij mooie momenten. Kulker pakte drie medailles bij de Europese indoorkampioenschappen: brons in 1986, goud in 1987 en zilver in 1989. Tevens behaalde hij in 1987 nog een bronzen medaille bij het WK indoor.
Zie deel 2: Bram Wassenaar als trainer
Bron: www.losseveter.nl